Johannes Snoer (biography)

Johannes Snoer (1868-1936) 

Harpist, cellist en componist Johannes Snoer werd in Amsterdam geboren als enig kind van Martinus Snoer en Cornelia Johanna Schönecker, die harpiste was. In 1884 trad zij nog op met onder meer de cellist Henri Bosmans, van wie haar zoon celloles kreeg. Johannes studeerde ook bij een aantal andere docenten cello, maar zijn moeder moet hem aardig op weg geholpen hebben in het harpspel, want les kreeg hij alleen nog van Edmund Schuecker. 

The CompositionsResearch Questions

Zijn carrière startte volgens de bronnen in 1880 als cellist en tweede harpist van het Parkorkest en Park Theater in Amsterdam; daarna belandde hij bij de Amsterdamsche Orkest Vereeniging van Frans Wedemeyer. Zijn debuut als soloharpist maakte hij een jaar later bij de Orkestvereeniging Euterpe in Haarlem. Hij trad vaker op als harpsolist, bijvoorbeeld bij het orkest Musis Sacrum, maar com- bineerde cello en harp net zo gemakkelijk tijdens één concert. Het is daarom niet verwonderlijk dat hij in 1888 als bespeler van beide instrumenten toetrad tot het Concertgebouworkest. Daar moet Snoer het niet naar zijn zin gehad hebben, want de verbintenis was niet van lange duur. Hij nam al in 1889 ontslag en vertrok naar Groningen om te spelen bij het toen vooraanstaande Harmonieorkest van dirigent Johannes Bekker. Uit recensies van concerten die Snoer zowel als harpist en als cellist gaf, kunnen we opmaken dat hij in 1893 inmiddels ook celloleraar was aan het Amsterdamsch Conservatorium. 

Zijn faam als musicus steeg, men nodigde hem uit om in Duitsland op diverse muziekfeesten te komen spelen. Maar zijn ambities reikten verder en hij solliciteerde met succes naar de func- tie van soloharpist in het Gewandhaus- en Operaorkest te Leipzig. Uit een recensie van zijn afscheidsconcert blijkt hoe populair Snoer was: ‘Telkens vielen hem luide toejuichingen ten deel en twee groote lauwerkransen werden hem aangeboden.’ 

Leipzig en Wenen. Snoer kreeg niet alleen een andere baan, hij trouwde ook met harpiste Antoinette Rutters. Het echtpaar vertrok naar Leipzig, waar hij leraar werd aan het conservatorium en concerten gaf. Daarnaast bleef hij ook in Nederland optreden. Ondertussen was hij gaan componeren; in Leipzig werden kleine stukjes voor harp van zijn hand uitgegeven. Als pedagoog begon hij naam te maken. In de necrologie van het Algemeen Handelsblad werd Snoer ‘een uit- muntend pedagoog’ genoemd, die veel studiewerken en enkele voordrachtswerken voor harp schreef. In 1898 verscheen zijn leerboek voor de harp onder de titel ‘Die Harfe als Orchester- instrument’. Hij gaf hierin adviezen voor componisten over hoe te schrijven voor de harp, met tevens een lijst van composities die tot die tijd voor harp geschreven waren. Twee jaar later kreeg hij van de fabriek van Lyon and Hardy uit Chicago een ‘pedaalharp met mandolineachtige uitgebouwde klankbodem’. Deze harp had vol- gens Snoer een prachtige volle toon en een enorme klanksterkte. In een recensie werd dit ook beaamd. Een verslaggever van de Leipziger Tageblatt, sprak van ‘een toonvolume gelijk aan een concertvleugel.’ 

Ook in Leipzig hield Snoer het uiteindelijk niet vol. In 1910 nam hij ontslag bij het orkest omdat hij een solocarrière ambieerde. Hij ondernam concertreizen naar Amerika, waar ook composities van hem werden uitgevoerd, maar belandde toch weer bij een orkest, ditmaal in Wenen. Hier werd hij harpist bij het orkest van de Staatsopera en de Wiener Philharmoniker, een functie die hem overi- gens al in 1901 was aangeboden. Snoer overleed onverwachts in Wenen, bijna 68 jaar oud. 

Compositions


Johannes Snoer moet tussen de bedrijven door aardig wat stuk- ken voor harp geschreven hebben: in de catalogus van het NMI komt zelfs een opus 106 voor. Daarnaast verschenen ook instructieve uit- gaven met pedaaloefeningen, dagelijkse oefeningen en studies voor de gebruikelijkste begeleidingspassages. Dat de composities van Johannes Snoer nog niet helemaal vergeten zijn, bewijst een vorig jaar uitgekomen cd van sterharpiste Lavinia Meijer. Zij nam hier de Fantasie über das niederländische Volkslied ‘Wien Neerlandsch Bloed’ op. Voor deze aflevering van Uit het archief is gekozen voor een van de allereerste stukken die Snoer voor harp publiceerde. Tenminste, zij kregen het opus 1 mee. Het Capriccio uit Drei leichte Stücke für Harfe is een niet al te moeilijk maar leuk salonwerkje met – naar ik vermoed – pedaalaan- wijzingen van Snoer zelf. 

See also: http://www.nederlandsmuziekinstituut.nl/files/archief/pdf/am/am45_artikel.pdf